Blog

Doorbreking van de geheimhoudingsplicht bij het verlenen van (verplichte) geestelijke gezondheidszorg; zorgverleners let op!

Yvonne Nijhuis

Yvonne Nijhuis Advocaat / counsel

In deze blog worden twee zaken besproken over het doorbreken van het medisch beroepsgeheim in de (verplichte) geestelijke gezondheidszorg, waarbij de conclusie is dat zorgaanbieders er goed aan doen de regelgeving te kennen en op juiste wijze toe te passen. De positie van geneesheer-directeur vraagt hierbij bijzondere aandacht.

  1. Doorbreking beroepsgeheim bij vermoeden van suïcide?

In oktober 2024 deed de rechtbank Amsterdam een belangrijke uitspraak over doorbreking van de geheimhoudingsplicht bij het verlenen van verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zaak raakt aan een fundamenteel dilemma in de psychiatrie: de afweging tussen het medisch beroepsgeheim versus de wens om naasten te betrekken bij de behandeling van suïcidale patiënten. Hoewel verschillende richtlijnen en standaarden het belang benadrukken van het betrekken van naasten bij suïcidale patiënten (onder genoemde voorwaarden), blijkt uit deze uitspraak dat de juridische grenzen daarbij goed bewaakt dienen te worden.

In de kern ging de zaak over artikel 8:34 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz):

De officier van justitie, de politie, de rechter, de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke, de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders, de psychiater, bedoeld in artikel 5:7, alsmede de medewerkers van de hiervoor genoemde personen zijn tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van hun taak aan hen is toevertrouwd, tenzij uit hun taak op grond van deze wet de noodzaak tot mededeling voortvloeit of enig ander wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht.

Relevante richtlijnen en standaarden:

· GGZ Standaard diagnostiek en behandeling van suicidaal gedrag; 1. Introductie - Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag | GGZ Standaarden ;

· Richtlijn Suïcidaal gedrag van de Federatie van Medisch Specialisten; Omgaan met naasten suïcidaal gedrag;

· Infosheet Samenwerken met naasten in de GGZ van 113 zelfmoordpreventie- Behandelen suïcidaliteit in de GGZ; Informatiemateriaal | 113 Zelfmoordpreventie

De belangrijkste klacht betrof het doorbreken van de geheimhoudingsplicht van behandelaren. Klaagster (patiënte) stelt dat de GGZ-instelling de geheimhoudingsplicht heeft doorbroken door medische informatie met haar moeder te delen, terwijl moeder bovendien niet als eerste contactpersoon was aangewezen. De klachtencommissie van de GGZ-instelling had deze klacht gegrond verklaard. De GGZ-instelling ging in beroep bij de rechtbank Amsterdam.

Na een multidisciplinair overleg is er besloten om, zonder toestemming van klaagster, contact op te nemen met haar moeder. Klaagster had in korte tijd in meerdere klinieken verbleven, waarbij zij steeds risicovol gedrag liet zien. Om het meest optimale beleid te bepalen bij een chronisch verhoogd risico achtten behandelaren en geneesheer-directeur het van belang om naasten te betrekken, ook al was patiënte het daar niet mee eens. Een dergelijk besluit wordt vaker genomen om er alles aan te doen om het gevaar van suïcide te verminderen. Uit de informatie van de GGZ-instelling bleek dat de moeder van klaagster de meest betrokken persoon uit het zeer beperkte systeem was, waarna besloten is om moeder te informeren over dit verhoogde risico, mede met het doel om te bespreken of er andere mogelijkheden of wensen waren voor een behandeling die niet eerder overwogen of bedacht waren.

De rechtbank is samengevat van oordeel, dat er weliswaar sprake was van een verhoogd suïcide risico bij patiënte en ziet in het kader van de behandeling en begeleiding wel het belang van het betrekken van naasten bij betrokkene, maar dan nog geldt dat er eerst expliciet toestemming aan haar gevraagd had moeten worden, waarna bij een weigering beoordeeld en vastgelegd had moeten worden of het verstrekken van informatie aan de moeder noodzakelijk was vanwege een acute dreigende levensgevaarlijke situatie. De rechtbank acht dit onrechtmatig, omdat er geen sprake was van een acute, levensgevaarlijke situatie die doorbreking van de geheimhoudingsplicht op grond van de zorgplicht rechtvaardigt. De rechtbank overweegt het volgende:

“De rechtbank is van oordeel dat er weliswaar sprake was van een verhoogd suïcide risico bij verweerster en ziet in het kader van de behandeling en begeleiding wel het belang van het betrekken van naasten bij betrokkene, maar dan nog geldt dat er eerst expliciet toestemming aan haar gevraagd had moeten worden, waarna bij een weigering beoordeeld en vastgelegd had moeten worden of het verstrekken van informatie aan de moeder noodzakelijk was vanwege een acute dreigende levensgevaarlijke situatie. Alleen in die situatie kan immers worden beoordeeld of en in hoeverre het doen van bijvoorbeeld een enkele mededeling (bijvoorbeeld dat betrokkene uit de kliniek zal worden ontslagen) aan een naast betrokkene met een beroep op de algemene bepaling van goed hulpverlenerschap (zie artikel 7:453 van het BW) valt onder de uitzonderingsbepaling van de slotzinnen van artikel 8:34 WvGGz (zie de zinsnede…tenzij uit hun taak op grond van deze wet de noodzaak tot mededeling voortvloeit ..). De vaststelling dat verweerster (patiënte, klaagster in eerste aanleg) wilsbekwaam was, maakt dan dat er door de medewerkers van verzoeker in ieder geval niet gehandeld is conform de GGZ-standaarden. Het verstrekken van enige informatie aan en het voorts ook consulteren van moeder (over mogelijke oplossingen voor een verblijfplaats) valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder voornoemde uitzonderingsbepaling en gaat ook veel verder dan de enkele waarschuwing naar naast betrokkenen dat verweerster zou worden ontslagen.

De rechtbank wijst er in dit kader nog op dat ook de infosheet van 113, waar door verzoeker een beroep op wordt gedaan, uitgaat van het akkoord van een patiënt voor het betrekken van de naasten. Dat er (via de infosheet van 113) binnen de zorg blijkbaar een pleidooi wordt gehouden voor het laten prevaleren van de zorgplicht boven de geheimhoudingsplicht, maakt nog niet dat behandelaren die geheimhoudingsplicht op de daar aangegeven wijze mogen doorbreken en daarmee hun wettelijke verplichting mogen omzeilen.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank, in navolging van de klachtencommissie, van oordeel dat de klacht van verweerster inzake het doorbreken van de geheimhoudingsplicht gegrond is. De rechtbank zal het verzoek van de zorgaanbieder om de beslissing van de klachtencommissie ten aanzien van het doorbreken van de geheimhoudingsplicht te vernietigen dan ook afwijzen. Dit betekent dat de beslissing van de klachtencommissie waarbij de klacht van verweerster ten aanzien van het doorbreken van de geheimhoudingsplicht gegrond is verklaard in stand blijft.”

Tussenconclusie:
Binnen de GGZ bestaat er (in standaarden en richtlijnen) overeenstemming over dat het belangrijk is om naasten te betrekken bij de behandeling van een betrokkene, zeker als er suïcide-gevaar is. Deze standaarden en richtlijnen geven echter (wettelijke) begrenzingen aan ten aanzien van het doorbreken van het medisch beroepsgeheim, zeker daar waar een betrokkene wilsbekwaam is. Het is zaak deze wettelijke begrenzingen goed te kennen en daarnaar te handelen, omdat goede intenties onbedoeld tot verkeerd handelen kunnen leiden, met mogelijk een tuchtklacht tot gevolg.

2. Doorbreking beroepsgeheim bij conflict van plichten

Deze zaak speelde bij het Regionaal en (in beroep) bij Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Het is een zaak die in de media ten aan zien van veel aspecten aandacht heeft gekregen (de zaak Thijs H). Deze uitspraak verduidelijkt de kaders nog weer eens voor doorbreking van het medisch beroepsgeheim. In deze zaak werd een psychiater berispt voor het afleggen van een belastende verklaring bij de politie over Thijs H.

Een ggz-instelling behandelde een patiënt voor ADHD – een diagnose die later onjuist bleek. De voorgeschreven medicatie (dexamfetamine) veroorzaakte volgens de patiënt een psychose. In deze toestand pleegde hij drie ernstige levensdelicten: één op 4 mei 2019 en twee op 7 mei 2019. Als geneesheer-directeur van de instelling legde de betreffende psychiater een belastende verklaring af bij de politie, zonder de patiënt ooit te hebben behandeld of ontmoet. Hij verklaarde onder meer: “… Als ik het goed heb, kwam hij aangelopen met bloed aan zijn handen en zijn kleding. Hij zou in de buurt zijn geweest van de moorden. We hebben ons beroepsgeheim aan de kant gezet, want er kon een volgend slachtoffer komen.”

De patiënt diende drie tuchtklachten in:

· De psychiater schond zijn beroepsgeheim door uitspraken te doen over de psychische toestand van de patiënt;

· Hij deed een onjuiste verklaring over bloed op de handen en kleding van de patiënt;

· Hij liet na zijn onjuiste verklaringen te corrigeren.de patiënt niet psychotisch was bij zijn terugkeer naar de instelling op 7 mei 2019.

Het Regionaal Tuchtcollege overwoog dat niet kon worden vastgesteld dat de psychiater op de hoogte was van de aanhouding van Thijs H. Uitgaande van deze onbekendheid was de noodsituatie voor de psychiater ongewijzigd en was het vragen van toestemming aan de patiënt niet mogelijk vanwege diens vermissing. Alle drie de klachtonderdelen werden ongegrond verklaard.

Het Centraal Tuchtcollege kwam tot een ander oordeel ten aanzien van de doorbreking van het beroepsgeheim. Op het moment van zijn verklaring was de patiënt al aangehouden – een feit dat binnen de instelling en in de media breed bekend was. Volgens het Centraal Tuchtcollege had de psychiater, ongeacht zijn bekendheid met de situatie, hoe dan ook eerst moeten verifiëren of de patiënt was aangehouden voordat hij zijn verklaring aflegde. Deze informatie was immers essentieel voor het beoordelen van een acute noodzaak tot doorbreking van het beroepsgeheim. Een dergelijke noodzaak ontbrak ná de aanhouding van de patiënt.

Een arts mag het beroepsgeheim doorbreken bij een ‘conflict van plichten’ – een situatie waarbij een ander belang zwaarder weegt dan de geheimhoudingsplicht. De afweging welk belang prevaleert, ligt bij de arts zelf. Gezien de fundamentele waarde van het beroepsgeheim moet een dergelijk conflict van plichten niet lichtvaardig worden aangenomen. Bij de beoordeling of doorbreking toelaatbaar is, gelden de volgende zes criteria:

a. Het is niet mogelijk toestemming te vragen dan wel te krijgen;
b. De arts komt in gewetensnood als hij zijn beroepsgeheim niet doorbreekt;
c. Zwijgen kan ernstige schade opleveren;
d. Het doorbreken kan deze schade voorkomen;
e. Het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden;
f. De arts ziet geen andere weg om het probleem op te lossen.

In tegenstelling tot het Regionaal Tuchtcollege concludeert het Centraal Tuchtcollege dus dat de psychiater niet aan deze voorwaarden voldeed.

Het college verwees ook naar de Standaard geneesheer-directeur uit 2018. Deze standaard van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie stelt dat een geneesheer-directeur extra behoedzaam moet omgaan met het beroepsgeheim. Juist vanwege deze functie had de psychiater dus zorgvuldiger moeten handelen. De psychiater stond ten tijde van de procedure in beroep niet meer ingeschreven in het BIG-register. De psychiater verscheen niet op zitting en voerde geen verweer, hetgeen een wat vreemde gang van zaken is. De psychiater valt uiteraard gewoon onder het tuchtrecht omdat hij ten tijde van de gedragingen wel geregistreerd stond als psychiater.

Tussenconclusie

Deze uitspraak van het Centraal Tuchtcollege verduidelijkt de voorwaarden voor het doorbreken van het beroepsgeheim. Waar het Regionaal Tuchtcollege het niet op de hoogte zijn van de aanhouding voldoende achtte, oordeelde het Centraal Tuchtcollege dat de psychiater deze informatie had moeten verifiëren voordat hij het beroepsgeheim doorbrak, omdat dit zeer relevante informatie betrof.

Tot slot

Het beroepsgeheim is een fundamenteel recht van de patiënt dat zeer zorgvuldig moet worden gewaarborgd. Zorgverleners dienen zich daarom vooraf te vergewissen van alle relevante feiten die de noodzaak tot doorbreking kunnen beïnvloeden. Met name in de (verplichte) GGZ kan dit nogal eens aan de orde zijn. Win juridisch advies in voordat u bijvoorbeeld met de politie spreekt. Zonder acute noodzaak is doorbreking van het beroepsgeheim niet toegestaan, zelfs niet als de politie daarom verzoekt.

Bij twijfel over toepassing van het medisch beroepsgeheim en doorbreking daarvan in bepaalde situaties, aarzel niet om juridisch advies te vragen aan onze collega's van Gezondheidsrecht.

Heeft u vragen?
Neem contact met ons op