In een schriftelijke wilsverklaring, bijvoorbeeld in een levenstestament, kan iemand beslissingen vastleggen die te maken hebben met diens gezondheid in het geval van wilsonbekwaamheid in de toekomst of situaties waarin hij/zij geen wil meer kan uiten (coma). Zo kan geregeld worden wie de vertegenwoordiger wordt. Daarnaast kan iemand zijn wensen vastleggen ten aanzien van medische beslissingen. Welke behandelingen wil iemand wel of niet nog ondergaan als zijn gezondheid achteruitgaat en hij zijn wil niet meer kan uiten?
In de praktijk kan dit soms vragen en problemen opleveren.
Zo ook in een zaak bij het Regionaal Tuchtcollege Zwolle. Deze oordeelde in een zaak dat de hulpverleners niet verwijtbaar hebben gehandeld door een patiënte te behandelen, ondanks het feit dat de patiënte een schriftelijk behandelverbod en afscheidsbrieven had achtergelaten.[1] Het ging in dit geval om een suïcidepoging van de patiënte, waarbij de patiënte het de hulpverleners kwalijk nam dat zij niet haar behandelverbod hebben erkend. De praktijk wijst uit dat de aanwezigheid van een schriftelijke verklaring met een behandelverbod, geen garanties biedt voor de naleving hiervan.
In deze blog wordt ingegaan op het behandelverbod en met welke juridische voetangels en klemmen men te maken kan krijgen.
Levenstestament of schriftelijke wilsverklaring?
De voorkeuren rondom medische beslissingen kunnen zowel in een schriftelijke wilsverklaring als in een levenstestament worden neergelegd. Tussen beide wordt geen onderscheid gemaakt in de rechtsgeldigheid, zo lang iemand maar wilsbekwaam is ten tijde van het opstellen van het document. Het verschil is dat een levenstestament wordt opgemaakt bij de notaris en dat de schriftelijke wilsverklaring thuis geschreven en ondertekend kan worden. Voor beide vormen geldt dat het de voorkeur verdient om de inhoud te bespreken met de huisarts en aldaar in het dossier op te nemen. Aangezien de notaris slechts een levenstestament mag vastleggen wanneer iemand wilsbekwaam is, wordt later minder snel getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van de persoon tijdens het opstellen. Dat kan bij een ‘gewone’ schriftelijke wilsverklaring anders liggen. Daar kan zich een belangrijk juridisch probleem voordoen: is de verklaring authentiek en vertegenwoordigt deze (nog steeds) de wil van de betrokkene?
Behandelverbod
Wanneer een behandelverbod is opgenomen in het levenstestament wil iemand onder bepaalde omstandigheden een medische handeling niet (meer) ondergaan. Dit is een negatieve wilsverklaring. Voorbeelden hiervan zijn dat iemand niet gereanimeerd of op de IC opgenomen wil worden. Het tegenovergestelde van een negatieve wilsverklaring is een positieve wilsverklaring. In een positieve wilsverklaring wordt een actieve handeling van de arts verzocht, zoals euthanasie in een specifieke situatie. De arts is niet verplicht om een dergelijke schriftelijke wilsverklaring te volgen. Als het strijdig is met de medische professionele standaard moet de arts de verklaring negeren. Bijvoorbeeld de wens van een cliënt om in alle omstandigheden gereanimeerd te willen worden. Als de arts concludeert dat dit medisch zinloos is kan de cliënt, noch zijn vertegenwoordiger van de arts eisen dat hij een medisch zinloze behandeling inzet of voortzet. Een schriftelijk verzoek om euthanasie kan de arts bovendien alleen inwilligen als hij voldoet aan de in de wet omschreven zorgvuldigheidseisen.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 7:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de patiënt toestemming voor behandeling verlenen aan de hulpverlener. Uit artikel 7:450 lid 3 BW volgt dat de hulpverlener in het geval van een patiënt die 16 jaar of ouder is, die niet meer tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake wordt geacht, moet afgaan op de schriftelijke opvattingen van de patiënt toen deze nog wel tot een redelijke waardering in staat was. De hulpverlener mag hier slechts vanaf wijken indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht. Een negatieve wilsverklaring is in beginsel bindend voor de hulpverlener. Bij een positieve wilsverklaring heeft de hulpverlener de autonomie en zorgplicht om na te gaan of de wens voor een medische handeling wel zinvol is en daarmee de ruimte om van de wilsverklaring af te wijken.
Gegronde redenen om af te wijken van het behandelverbod
Het kan voorkomen dat de schriftelijke wilsverklaring niet (meer) overeen lijkt te komen met de huidige wens van de wilsonbekwame patiënt. Als sprake is van een gegronde reden mag de hulpverlener afwijken van de schriftelijke wilsverklaring. Dit kan het geval zijn als er tussen het moment van het opstellen van de schriftelijke wilsverklaring en het huidige moment relevante medische ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die de wilsverklaring in een ander daglicht zetten. In de praktijk is niet snel sprake van een gegronde reden.
Rol vertegenwoordiger in geval van wilsonbekwaamheid
Wanneer de patiënt wilsonbekwaam ter zake is en dus niet meer in staat is om medische beslissingen te nemen, beslist de vertegenwoordiger voor de patiënt. De vertegenwoordiger kan op grond van de wet worden toegewezen, maar de vertegenwoordiger kan deze taak ook verkrijgen op grond van iemands schriftelijke wilsverklaring. De vertegenwoordiger heeft de plicht beslissingen te maken in de geest van de patiënt. Het levenstestament of de schriftelijke wilsverklaring kunnen de vertegenwoordiger houvast bieden. Beslissingen die hierop een uitzondering vormen, zijn beslissingen met een hoogstpersoonlijk karakter, die mag de vertegenwoordiger niet nemen. Een vertegenwoordiger mag geen wilsverklaring opstellen voor een ander of beslissingen maken omtrent euthanasie.
Gehoor geven aan het behandelverbod bij wilsonbekwaamheid
Moeilijke situaties ontstaan wanneer in de wilsverklaring van de patiënt een behandelverbod is opgenomen, maar de patiënt in het heden aangeeft alsnog een behandeling te willen. De hulpverlener moet eerst vaststellen of de patiënt ter zake wilsonbekwaam is. Als is vastgesteld dat de patiënt wilsonbekwaam ter zake is, is de eerder opgestelde schriftelijke wilsverklaring leidend op grond van artikel 7:450 lid 3 BW. Uit deze bepaling volgt immers dat in geval van wilsonbekwaamheid bij de patiënt de hulpverlener moet handelen in overeenstemming met de eerder schriftelijke geuite verklaring van de patiënt. Zonder toestemming van een wilsbekwame patiënt mag de hulpverlener niet tot behandeling overgaan.
Toch is de praktijk niet zo zwart wit. Er zijn handreikingen die de hulpverlener voorschrijven om in geval van wilsonbekwaamheid bij de patiënt niet in lijn met het gewenste behandelverbod te handelen als de patiënt in het moment anders aangeeft. Zo volgt uit de KNMG-handreiking over patiënten die stoppen met eten en drinken dat de discrepantie tussen de wilsverklaring en de actuele uitingen van de patiënt een gegronde reden is om geen gevolg meer te geven aan de wilsverklaring.[2] In zo’n geval, waarbij de eerder opgestelde wilsverklaring niet meer overeenkomt met de huidige verklaring van de patiënt, is het vereist dat de hulpverlener in overleg treedt met de vertegenwoordiger van de patiënt.
Conclusie
Voor het al dan niet opvolgen van de schriftelijke wilsverklaring is het voor de hulpverlener zeer belangrijk wat er in de schriftelijke wilsverklaring staat. Over het algemeen geldt: hoe uitgebreider de schriftelijke wilsverklaring is opgesteld en hoe actueler de verklaring is, des te minder twijfel er kan ontstaan over de wil van de wilsonbekwame patiënt. Wel kan worden afgevraagd in hoeverre iemand erop kan vertrouwen dat zijn wens zoals opgenomen in de schriftelijke wilsverklaring daadwerkelijk (niet) wordt uitgevoerd op het moment dat hij wilsonbekwaam is geworden en anders doet blijken. De praktijk is hierin niet zo zwart wit. De jonge patiënte had bijvoorbeeld in haar ogen duidelijk opgeschreven niet meer te willen worden behandeld. Voor de hulpverleners die deze patiënte aantroffen en haar niet kenden, was het een lastige afweging hoe zij het behandelverbod moesten duiden. Ze konden in die kritieke minuten immers niet achterhalen of de patiënte daadwerkelijk zelf het behandelverbod had geschreven. Bovendien kan een (verkeerde) afweging, namelijk het al dan niet honoreren van een behandelverbod, niet worden teruggedraaid. Wellicht had het dragen van een duidelijk zichtbare penning, waarop was weergegeven dat ze geen levensreddende behandeling wenste, een uitkomst kunnen bieden.
Vragen of behoefte aan advies? Neem gerust contact op met onze sectie Gezondheidsrecht.
[1] RTG Zwolle 25 april 2023, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:100
https://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2023/ECLI_NL_TGZRZWO_2023_100
[2] KNMG-handreiking ‘Zorg
voor mensen die stoppen met eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen’
2024, p. 130. Zie ook SKILZ-handreiking ‘Beslisvaardigheid en wilsbekwaamheid’
2023, p. 33-34.