Blog

Kan betaling verlangen van een vordering leiden tot misbruik aan de zijde van de schuldeiser?

Hendrie Aarnink

Hendrie Aarnink Advocaat (Partner)

Op 24 maart 2017 heeft de Hoge Raad beslist dat een verhuurder/schuldeiser misbruik van zijn positie kan maken door vast te houden aan de volledige huurprijs indien zijn huurder/schuldenaar in het kader van een reddingsplan een regeling met een groep verhuurders heeft bereikt voor een lagere huurprijs.

Feiten

Mondia verhuurt een winkelpand aan het warenhuis V&D. Op 13 februari 2014 is tussen Mondia en V&D overeengekomen dat de huurovereenkomst voor de duur van vijf jaar wordt verlengd. Circa een jaar later verzoekt V&D aan al haar verhuurders, waaronder Mondia, akkoord te gaan met een regeling, die eruit bestaat dat de huurprijs wordt verlaagd. Op dat moment zat V&D in financieel zwaar weer, waarbij het verzoek aan de verhuurders onderdeel uitmaakt van een omvangrijker reddingsplan. Naast de verhuurders zouden de aandeelhouder, de banken en de Belastingdienst een bijdrage leveren in de uitvoering van het plan. Het doel hiervan is V&D voor een faillissement te behoeden. Het gevolg van de regeling is dat de verhuurders slechts een gedeelte van hun vorderingen voldaan zouden krijgen.

In plaats van akkoord te gaan met de door V&D voorgestelde regeling vordert Mondia (in kort geding) betaling van de volledige huurprijs voor de achterstand en de (nog niet opeisbare) huur voor komende maanden. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van Mondia toegewezen. V&D komt van deze beslissing in hoger beroep en stelt dat Mondia in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt en haar bevoegdheid als schuldeiser misbruikt.[1]

In hoger beroep gaat het gerechtshof mee in het verweer van V&D en wijst zij de vorderingen van Mondia af. Het hof neemt misbruik van bevoegd van Mondia aan en legt daaraan de volgende omstandigheden ten grondslag:

- Zonder de optelsom van de omvangrijke kapitaalinjectie van aandeelhouder Sun Capital, de sterke uitbreiding van het krediet door de banken, het verleende uitstel van betaling door de Belastingdienst én de huurkorting van de gezamenlijke verhuurders zou V&D in faillissement zijn geraakt. Zonder deze totaaloplossing was het faillissement van V&D onontkoombaar.

- Er is voldoende grond van de verhuurders een bijzonder offer te vragen en bijvoorbeeld de leveranciers van V&D buiten schot te laten in verband met hun betekenis voor de continuïteit van de dagelijkse bedrijfsvoering van V&D, terwijl ook de werknemers, als kwetsbare groep, niet wezenlijk konden bijdragen. In dat geval is het gerechtvaardigd om van de ene schuldeiser geen offer te vragen en van de andere schuldeiser wel.

- Bij de huidige stand van de markt voor de verhuur van winkelpanden en in het bijzonder grote panden als bij V&D in gebruik, zouden alle verhuurders – en dus ook Mondia – bij een faillissement van V&D een bijzonder groot nadeel lijden, dat zij dankzij het reddingsplan in belangrijke mate kunnen ontlopen.

Het hof laat haar beslissing baseren op de (rechts)regel uit een arrest van de Hoge Raad uit 2005 dat gaat over de weigering van een schuldeiser met een door de schuldenaar aangeboden buitengerechtelijk crediteurenakkoord.[2]

In dat arrest uit 2005 heeft de Hoge Raad overwogen dat een schuldeiser in beginsel vrij is om een hem door de schuldenaar aangeboden buitengerechtelijk akkoord – indien dat inhoudt dat hij slechts een (beperkt) gedeelte van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand doet van zijn recht op voldoening – te weigeren. Maar dat kan anders zijn, indien de uitoefening van deze bevoegdheid wordt misbruikt en de schuldeiser naar redelijkheid aanvaarding van dit aanbod niet had kunnen weigeren. Daarbij zij evenwel aangetekend dat misbruik niet snel aan de orde is en een schuldeiser alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan worden gedwongen om mee te gaan in een akkoord.

Ook al gaat het in de V&D-case niet om de weigering van een akkoord, maar is aan de orde of Mondia van V&D in redelijkheid betaling kan vorderen, door vast te houden aan betaling van de volledige huurprijs maakt Mondia volgens het hof misbruik van haar bevoegdheid. Door haar opstelling onttrekt Mondia zich aan de werking van een tussen V&D en een groot deel van haar overige schuldeisers getroffen regeling. Een regeling die in de kern inhoudt dat de schuldeisers slechts een (beperkt) gedeelte van hun vordering betaald krijgen en voor het overige afstand doen van hun recht op betaling.

Mondia kan zich niet vinden in de afwijzing van het hof en stelt dat het hof een onjuiste maatstaf heeft toegepast door zich te baseren op het arrest uit 2005.

Beslissing Hoge Raad: Mondia/Curatoren V&D[3]

In tegenstelling tot Mondia is de Hoge Raad van oordeel dat, voor de vraag of sprake is van misbruik, het hof een juiste maatstaf heeft toegepast. De omstandigheid dat niet alle schuldeisers van V&D bij de aangeboden regeling zijn betrokken, staat volgens de Hoge Raad op zichzelf niet in de weg aan de beslissing van het hof dat Mondia misbruik van bevoegdheid maakt door zich te onttrekken aan de getroffen regeling, waarvan ook Mondia heeft geprofiteerd.

Conclusie

Enkele dagen na de beslissing van het gerechtshof, op 31 december 2015, is V&D alsnog gefailleerd, zodat de beslissing van de Hoge Raad V&D niet heeft kunnen redden. Niettemin is de beslissing van de Hoge Raad voor de rechtsontwikkeling van belang. Uitgangspunt is dat misbruik van bevoegdheid van de schuldeiser door betaling van zijn vordering te verlangen niet snel wordt aangenomen. Dat neemt niet weg dat uitoefening van de schuldeisersbevoegdheden onder bijzondere omstandigheden misbruik van bevoegdheid kan opleveren. Daarvoor is vereist dat de schuldenaar specifieke feiten en omstandigheden moet stellen en, zo nodig, bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat de schuldeiser van zijn schuldenaar naar redelijkheid geen betaling kan verlangen.

Hendrie Aarnink is advocaat / partner herstructurering & insolventierecht bij Kienhuis Legal N.V. te Enschede. Daarnaast wordt Hendrie regelmatig door de rechtbank tot faillissementscurator aangesteld.


[1] De regeling van misbruik van bevoegdheid is neergelegd in artikel 3:13 BW

[2] Zie Hoge Raad 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7799 (A./Directors Cast & Crew Payroll).

[3] Hoge Raad 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:485.

Heeft u vragen?
Neem contact met ons op