Patiënten hebben het recht om een aantekening uit het dossier of zelfs het gehele dossier bij een zorgaanbieder te laten verwijderen. De zorgaanbieder moet dit verzoek honoreren, tenzij bewaring voor een ander dan de patiënt voor aanmerkelijk belang is of als de wet zich tegen vernietiging verzet. Maar hoe zit het met een aantekening in het dossier van het feit dat de patiënt een verzoek heeft gedaan tot vernietiging? Onlangs woog de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het recht op gegevenswissing van de patiënt af tegen de dossier- en bewaarplicht van de zorgaanbieder.[1]
Casus
Appellante was door haar huisarts doorverwezen naar GGNet, een organisatie die specialistische zorg biedt aan mensen met psychische aandoeningen. Na een intakegesprek bij GGNet besloot appellante geen behandeling te willen en verzocht GGNet om haar dossier te verwijderen. GGNet heeft vervolgens haar dossier verwijderd, maar heeft wel een aantekening gemaakt van het verwijderverzoek. Appellante was het hier niet mee eens en heeft een handhavingsverzoek ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Oordeel Raad van State
De Raad van State volgt de rechtbank in haar oordeel dat de AP tot de terechte conclusie is gekomen dat het verwijderverzoek van appellante bewaard mag blijven.
Hiertoe overweegt de Raad van State het volgende. De aantekening van een verwijderverzoek is aan te merken als een bijzonder persoonsgegeven zoals bedoeld in artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Een bijzonder persoonsgegeven mag in beginsel niet worden verwerkt, tenzij sprake is van een uitzondering. In dit geval is sprake van een uitzondering omdat het voor GGNet in het kader van het beheer van de gezondheidszorgdiensten noodzakelijk is om de aantekening vast te leggen.
Appellante stelde zich op het standpunt dat er geen sprake is van een dossierplicht nu volgens haar het intakegesprek met een verpleegkundige van GGNet niet onder een handeling op het gebied van de geneeskunst valt, zoals bedoeld in artikel 7:446 BW. De Raad van State volgt dit standpunt niet en oordeelt dat gezien de aard van het intakegesprek met de sociaal psychiatrisch verpleegkundige wél de dossierplicht van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 7:454 BW. Op GGNet rust dus de verplichting om een dossier bij te houden en GGNet moet zich kunnen verantwoorden tegenover de toezichthouder. GGNet heeft daarmee voldoende onderbouwd dat het noodzakelijk is dat GGNet de aantekening van het verwijderverzoek vastlegde.
De Raad van State komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat GGNet de aantekening van het verwijderverzoek mocht bewaren, omdat er geen sprake was van een onrechtmatige verwerking.
Relevantie voor de praktijk
De uitspraak toont aan dat, net zoals ook in de wet staat, het recht op vernietiging niet absoluut is. Zorginstellingen kunnen onder bepaalde omstandigheden verplicht zijn om delen van een dossier of een aantekening van een verzoek tot verwijdering van het dossier te bewaren. Een geldige reden hiervoor kan zijn dat een zorginstelling zich tegenover de toezichthouder moet kunnen verantwoorden. De plicht om dossiergegevens te bewaren weegt in dit geval zwaarder dan het recht van de patiënt om zijn gehele dossier te laten verwijderen.
Vragen of behoefte aan advies? Neem gerust contact op met onze sectie Gezondheidsrecht.