Als een werknemer ziek wordt, moet zijn werkgever twee jaar lang het salaris doorbetalen. Ook moet de werkgever zich inspannen voor de re-integratie van de zieke werknemer en geldt er een opzegverbod. Na deze periode kan het dienstverband met de zieke werknemer wél worden beëindigd, maar regelmatig kiest een werkgever ervoor om het dienstverband (nog) niet tot een einde te laten komen en het dienstverband ‘slapend’ te houden: de werknemer werkt niet en heeft geen recht op loon, maar blijft wel in dienst.
Bouwt een werknemer met een slapend dienstverband nog vakantiedagen op?
In een recente uitspraak van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2025:7054) stond de interessante vraag centraal of een werknemer tijdens het slapende dienstverband vakantiedagen opbouwt. Op grond van de Nederlandse wet bouwt een werknemer alleen vakantiedagen op zolang hij recht heeft op loon. Toepassing hiervan brengt mee dat werknemers met een slapend dienstverband – die juist geen recht op loon meer hebben – geen vakantiedagen opbouwen.
In de wetenschappelijke literatuur wordt al lange tijd betoogd dat deze Nederlandse regeling over de opbouw van vakantiedagen onverenigbaar is met het Unierecht. Het Unierecht noemt het recht op loon namelijk niet als een voorwaarde voor het opbouwen van vakantiedagen. De rechtbank Gelderland oordeelt nu dat de Nederlandse regeling inderdaad in strijd is met de vakantieregels uit het Unierecht. Aangezien het Unierecht voorrang heeft op het Nederlandse recht, laat de rechtbank de Nederlandse regeling vervolgens buiten toepassing. Dit betekent dat de werknemer in deze zaak achteraf gezien wél vakantiedagen heeft opgebouwd na het einde van de loondoorbetalingsplicht (sinds 1 maart 2024) en dat de werkgever ruim € 13.000 aan niet-genoten vakantiedagen moet uitbetalen.
Wat betekent de uitspraak van de rechtbank Gelderland voor de praktijk?
Hoewel dit slechts één uitspraak van een rechtbank betreft die bovendien afwijkt van eerdere Nederlandse rechtspraak, is het oordeel vanuit een Europees perspectief goed te volgen. Het is dan ook goed denkbaar dat de hogere rechterlijke instanties het oordeel van de rechtbank Gelderland zullen overnemen. Tegelijkertijd heeft de minister van SZW op 14 oktober jl. in reactie op Kamervragen aangegeven het niet eens te zijn met het oordeel van de rechtbank. Volgens de minister vereist het Unierecht niet dat de opbouw van vakantiedagen tijdens een slapend dienstverband doorgaat. Een wetswijziging staat dus voorlopig niet op de planning.
Mocht de lijn van de rechtbank Gelderland in de rechtspraak toch worden doorgezet, dan is het voor werkgevers belangrijk er rekening mee te houden dat de opbouw van vakantiedagen gewoon doorloopt zolang het dienstverband met een zieke werknemer niet wordt beëindigd. Het gaat hierbij weliswaar alleen om de wettelijke vakantiedagen en niet ook om de bovenwettelijke vakantiedagen (per jaar vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week (dus bij een 40-urige werkweek: 160 vakantie-uren)), maar de uitspraak van de rechtbank Gelderland laat zien dat de financiële consequenties groot kunnen zijn.
Belangrijk om hierbij nog te vermelden is dat de wettelijke vakantie-uren in principe vervallen binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar. Vakantiedagen die een werknemer in 2025 opbouwt, vervallen dus op 1 juli 2026. Deze regel geldt echter niet als de werknemer zijn vakantiedagen vanwege zijn ziekte redelijkerwijs niet kon opnemen. In dat geval geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, tenzij de werkgever zijn zorg- en informatieplicht niet nakomt. Dit laatste houdt in dat de werkgever de werknemer wel tijdig en duidelijk moet hebben geïnformeerd over het (dreigend) verval van vakantiedagen en hem in staat moet hebben gesteld om zijn vakantiedagen op te nemen. Doet de werkgever dit niet, dan blijven de vakantiedagen ook staan na die vijf jaar. Cruciaal is dus om als werkgever na te gaan of de werknemer met een slapend dienstverband eventueel in staat is om vakantiedagen op te nemen en hem hierover dan goed te informeren.
Tot slot
Voor werkgevers met werknemers die een slapend dienstverband hebben, is de uitspraak in financieel opzicht zeer relevant. De rechtbank maakt zonder meer duidelijk dat de opbouw van vakantiedagen tijdens een slapend dienstverband gewoon doorloopt. Of deze lijn ook door andere rechters wordt gevold, moet nog blijken. De uitspraak levert wel weer een nieuw aandachtspunt op voor werkgevers die worstelen met de vraag of het verstandig is om een slapend dienstverband te beëindigen. In een eerdere blog wezen wij er al op dat er een wetsvoorstel ligt om de compensatieregeling voor de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid af te schaffen. De combinatie van deze twee ontwikkelingen kan het raadzaam maken om slapende dienstverbanden niet (onnodig lang) te laten bestaan. Aan de andere kant ligt er inmiddels een advies van de Raad van State waarin wordt voorgesteld de verplichte transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid helemaal af te schaffen. De regels rondom het slapende dienstverband zijn kortom nog volop onderwerp van discussie in de politiek en in de rechtspraak.
Wij denken graag met u mee over de eventuele slapende dienstverbanden binnen uw organisatie.
Heeft u hierover vragen, dan kunt u contact opnemen met onze sectie Arbeidsrecht.