Op grond van de wet is een hulpverlener verplicht een dossier bij te houden. In het dossier tekent de hulpverlener gegevens aan omtrent de gezondheid van de patiënt en ten aanzien van de patiënt uitgevoerde verrichtingen, maar ook andere gegevens voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is.
Bovendien dient een hulpverlener een patiënt op duidelijke wijze in te lichten en met hem te overleggen over het voorgenomen onderzoek of de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen daaromtrent. Bij de uitvoering van deze verplichting laat de hulpverlener zich leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van de aard en het doel van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling of de uit te voeren verrichtingen, de hierbij te verwachten gevolgen en risico’s voor de gezondheid van de patiënt, de te verwachten risico’s van niet-behandelen en bespreekt hij met de patiënt eventuele alternatieven van onderzoek en behandeling. Dat dit niet altijd goed gaat, blijkt uit de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam van 3 februari jl. waarin een tandarts een waarschuwing kreeg opgelegd vanwege een gedeeltelijk gegrond verklaarde klacht.
Wat is er gebeurd?
Klaagster heeft op 2 maart 2020 bij haar tandarts een voorbereidende behandeling ondergaan met de bedoeling een brug rechtsboven te plaatsen. Er zijn afdrukken gemaakt voor een zirkoniumbrug en er is een noodbrug geplaatst. Bij deze behandeling is een bloeding opgetreden. De noodbrug raakte al snel los. Op 18 maart 2020 zou de zirkoniumbrug geplaatst worden. Vanwege de uitbraak van het coronavirus heeft klaagster deze afspraak en de vervolgafspraak die op 29 maart 2020 gepland stond, afgezegd. Op 9 juli 2020 heeft de tandarts gepoogd de zirkoniumbrug alsnog te plaatsen, maar die paste niet, waarna hij opnieuw een noodbrug plaatste. Vervolgens vonden meerdere consulten plaats vanwege het loskomen van de noodbrug, het (tijdelijk) plaatsen van de zirkoniumbrug en het aanpassen van de zirkoniumbrug waarvoor weer een noodbrug nodig was. Op 8 december 2020 heeft de tandarts de zirkoniumbrug met tijdelijk cement teruggeplaatst. Nadien heeft hij niet meer van klaagster vernomen.
De klacht
Klaagster verwijt de tandarts dat: 1) hij op 2 maart 2020 met de boor onherstelbare schade zou hebben aangebracht aan haar kaakbot, 2) hij tekort is geschoten bij de plaatsing van de brug, 3) het dossier niet compleet is en 4) niet op de juiste wijze heeft gedeclareerd.
De beoordeling
Het tuchtcollege overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat de tandarts is uitgeschoten met de boor. Wel is er een bloeding ontstaan, die door de tandarts op gebruikelijke wijze is behandeld met Expasyl. Klachtonderdeel 1 treft geen doel.
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel acht het tuchtcollege het wel onzorgvuldig dat de tandarts, terwijl hij wist dat de noodbrug was losgekomen, geen actie heeft ondernomen om klaagster eerder dan op 9 juli 2020 op consult te laten komen. In dat geval mag van de tandarts verwacht worden dat enige druk wordt uitgeoefend om een patiënt eerder naar de praktijk te laten komen. Het tuchtcollege heeft daarbij wel oog voor de bijzondere situatie als gevolg van het uitbreken van corona en het feit dat klaagster blijkens de door haar overlegde e-mails ook geen actie heeft ondernomen op dat punt.
Voor zover de klacht van klaagster ziet op het niet compleet zijn van het dossier en het ontvangen van onvoldoende informatie over de behandeling (klachtonderdeel 3), treft deze wel doel, aldus het tuchtcollege.
Uit het dossier is niet op te maken wat met klaagster is besproken ten aanzien van de mogelijkheden om het door haar ervaren probleem in de mond op te lossen. Niet is terug te leiden wat de overwegingen van de tandarts zijn geweest om in dit geval een brug te plaatsen bij klaagster. Evenmin blijkt uit het dossier of er is gesproken over een andere oplossing dan het plaatsen van een brug, of dat er gesproken is over de mogelijke risico’s bij plaatsing van een brug. De omstandigheid dat klaagster zelf heeft verzocht om de plaatsing van de brug is onvoldoende om voorgaande achterwege te laten. In de begroting was de mogelijkheid van een vierdelige brug opgenomen. Niet is gebleken waarom de tandarts bij klaagster dan toch een driedelige brug heeft geplaatst. Tot slot ontbreekt ook een planning van de gehele behandeling in het dossier. Het tuchtcollege overweegt dat in het geval waarin er gelet op het gebit van klaagster, sprake was van een ingrijpende behandeling met een zeker risicoprofiel dit niet achterwege had mogen blijven. Een zorgplan en verslaglegging in het dossier had niet mogen ontbreken. Het is het tuchtcollege daarnaast nog gebleken dat ook de baliecontacten van klaagster niet compleet zijn gedocumenteerd. Ten aanzien van klachtonderdeel 4 oordeelt het tuchtcollege dat de tandarts heeft gedeclareerd op een moment dat het nog niet was toegestaan. Declaratie via de zorgverzekeraar kan pas plaats vinden op het moment dat de brug via definitief cementeren is geplaatst dan wel de behandeling is afgerond. Hiervan was in deze kwestie (nog) geen sprake. Een aanwijzing voor (een poging tot fraude) ziet het tuchtcollege echter niet.
De conclusie
De klacht is gedeeltelijk gegrond. Het tuchtcollege acht de oplegging van een waarschuwing, een zakelijke terechtwijzing over hoe binnen de beroepsgroep wordt gehandeld, op zijn plaats.
Tip
Wees zorgvuldig met het bijhouden van het patiëntendossier en ga na of uw beroepsgroep een eigen richtlijn heeft ten aanzien van het patiëntendossier, waarin nadere invulling wordt gegeven aan wat (meer concreet) van de betreffende behandelaar wordt verwacht ten aanzien van de dossierplicht.
Mocht
u over dossiervoering of het tuchtrecht vragen hebben, dan kunt u contact
opnemen met mr. Suzanne Steegmans, advocaat gezondheidsrecht.